Het is alweer acht weken geleden dat we erop uit gingen. Hoog tijd voor een weekendje weg. En dan eentje van vrijdagavond heen, zondagavond terug. Ik heb al vaker gehoord dat Leuven – Mechelen leuk is. Net boven Brussel, prima te doen. Ik boek een hotel middenin het oude centrum van Leuven. Daar slapen we twee nachten. Kunnen we op zaterdag Leuven bekijken en dan rijden we op zondag naar Mechelen . Dat is ongeveer een half uurtje, je bent er zo. Als we dan zijn uitgekeken in Mechelen, rijden we terug naar huis.
Vrijdags na het werk rijden we erheen. Er is voor de verandering eens helemaal geen file bij Antwerpen. Met tanken erbij – dat is bijna 40 cent per liter goedkoper dan in Nederland – zijn we er in minder dan twee uur. Ik heb het Penta Hotel geboekt, middenin het historische centrum van Leuven. Het hotel heeft een parkeergarage. Kost wel wat, €22,00 per nacht. Er zijn wel goedkopere opties, maar dan zit je een eind uit de buurt. Soms is er een gratis shuttlebus, maar dat dat vinden we teveel gedoe.
Onze kamer is prima, lekker ruim, goede badkamer. Hoewel de waterdruk in de douche best wat steviger mag, die is een beetje flauwtjes. We houden het hier in elk geval wel twee nachten uit. Voor het hotel zelf betalen we €237,00 voor twee nachten. Dat is inclusief toeristenbelasting van €7,00 per nacht. Voor het ontbijt de volgende dag hebben we zelf broodjes meegenomen. We blijven natuurlijk Hollanders.
Als we zaterdags gewassen, gepoetst en gestreken zijn, gaan we Leuven verkennen. Deze stad is een beetje vergelijkbaar met Den Bosch, qua grootte. Alles is binnen loopafstand. Het is heerlijk weer, zonnetje, graad of 21, ideaal voor een stedentrip te voet. Ik heb een route door de stad uitgestippeld, langs de belangrijkste bezienswaardigheden. Dat begint bij de Universiteit. Leuven is namelijk een echte studentenstad.
De Katholieke Universiteit Leuven, of de KU Leuven, is de grootste Nederlandstalige universiteit ter wereld. Er studeren jaarlijks bijna 60.000 studenten, verspreid over de stad. Op veel gebouwen in de stad hangt een bordje dat begint met KU en dan de naam van een of andere faculteit. Op het plein tegenover de universiteit is een beachvolleybal evenement. We zijn het fluitje van de scheids al snel beu en vluchten de universiteit binnen.
Daar kun je de bibliotheek bewonderen en de toren beklimmen. Het eerste willen we wel, het tweede klinkt als veel trappen. De entree tot de bieb is twee euro, wil je ook de toren in, betaal je nog eens zes euro. Je mag geen tassen mee in de leeszaal, omdat daar (ook) zeldzame boeken zijn. De tas kan gratis in een kluisje. Vooruit maar dan. We lopen de twee trappen op naar de bibliotheek en kijken rond in de indrukwekkende zaal.
Er heerst volstrekte stilte. Behalve dan dat Andy’s schoenen lawaai maken op de houten vloer. Ik loop tussen de tafeltjes door en krijg een boze bibliothecaresse achter me aan. Die mag alleen niks zeggen, want: stilte! Blijkbaar mocht ik niet tussen de tafeltjes doorlopen. Nou, sorry hoor, dan hadden ze dat aan moeten geven. Tot overmaat van ramp gaat mijn telefoon af. Heel hard… We gaan maar weer naar buiten, voor we eruit gegooid worden.
We wandelen naar de Vaartkom. Dat ligt aan de rand van de stad. Deze voormalige industriële buurt zijn ze aan het opknappen en wordt omgetoverd tot een leuke nieuwe wijk. Beetje zoals het Sphinxkwartier in Maastricht en de Tramkade in Den Bosch. In Maastricht heb je de oude tegeltjesfabriek, in Den Bosch de oude mengvoederfabriek en hier de de oude Stella Artois-fabriek. De nieuwe fabriek staat trouwens ook in Leuven. Daar kun je op zaterdagen een rondleiding doen als je wilt.
Wij willen Leuven verder bekijken en wandelen door het leuke en nieuwe Sluispark richting de Oude Markt. We komen langs het Klein Begijnhof. Dat bestaat uit 1 straat en 2 doodlopende steegjes. De straat komt uit op de Sint-Geertruikerk, waarvan de toren momenteel wordt opgeknapt. De Begijnen zijn vertrokken uit het Klein Begijnhof, de witgeverfde huisjes zijn tegenwoordig in particulier bezit. Voor het water slaan we rechtsaf en lopen door de tuin van de abdij langs het oude postkantoor.
Zo komen we op de Grote Markt uit. Aan de Grote Markt ligt het prachtige stadhuis. Het gotische gebouw met de 6 torentjes is rijkelijk versierd. Het is al eeuwenoud; de eerste steen werd in 1439 gelegd. Eind 2009 verhuisde de gemeenteraad naar het nieuwe stadskantoor. Sindsdien wordt het historische pand alleen nog gebruikt voor plechtigheden en rondleidingen. Als je het van binnen wilt zien moet je snel zijn: het sluit in november 2024 voor restauratiewerkzaamheden en die gaan vijf jaar duren.
We steken over om naar de Oude Markt te lopen. Die wordt ook wel langste toog van Europa genoemd: blijkbaar vind je nergens meer horecazaken bij elkaar. Van de Oude Markt lopen we dwars door het Pauscollege terug naar ons hotel. Daar maken we een pitstop, voor we verder gaan naar het Groot Begijnhof. Deze ommuurde wijk staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Het is een prachtige oude wijk, gebouwd in de dertiende eeuw.
Op het hoogtepunt woonden hier ruim 300 begijnen, oftewel ongehuwde semi-religieuze dames. Het laatste begijntje overleed in 1988. Tegen die tijd waren de huisjes al aardig verkrot. Gelukkig meldde de KU zich toen. Die zag er wel brood in om hier studenten en gastprofessoren te huisvesten. Zij kochten het begijnhof in 1962, op de kerk na., en hebben de boel keurig gerenoveerd. Nu wonen er gemiddeld 450 mensen in het hof.
Wij wandelen rustig door het hof, waar het heerlijk rustig is. We komen af en toe een verdwaalde toerist tegen. Ik vermoed dat de studenten voor het weekend naar het ouderlijk huis zijn, want die zien we nauwelijks. Als we zijn uitgekeken, wandelen we terug en nog even langs de Grote Markt. We bedenken wat we willen eten. Het is druk in de Muntstraat en Tiensestraat, waar veel restaurants zitten. Eigenlijk hebben we wel zin in döner, wat ze bij het stalletje tegenover ons hotel verkopen.
We kiezen voor een vleesschotel. De smaak is goed, de hoeveelheid vlees valt tegen. Het bord wordt vooral opgevuld met aardappeltjes, rijst, salade en humus. Ach, is ook best lekker. Als toetje nemen we een ijsje van de ijssalon om de hoek. Voor vandaag vinden we het wel mooi geweest. We gaan lekker terug naar ons hotel, een film kijken en slapen.
De volgende ochtend ontbijten we in de Tiensestraat. Andy een broodje met gebakken ei, ik met zalm. Smaakt prima. Dan gaan we uitchecken en rijden we naar Mechelen. Dat is iets meer dan een half uur rijden. Ik heb een parking uitgekozen aan de rand van de oude stad. Parkeergarage Zandpoortvest is in het weekend gratis. Als je er naartoe rijdt, lijkt het niet veel. Maar zodra je de weg oversteekt en het Dijlepad opstapt, komt er een mooie stad tevoorschijn.
De rivier de Dijle kwamen we ook al in Leuven tegen, bij de Vaartkom en dwars door het Groot Begijnhof. Hier deelt hij Mechelen in tweeën. Langs de Dijle is een mooie loopbrug aangelegd. Zo loop je gemakkelijk naar de Haverwerf. Aan de Haverwerf staan drie prachtige oude gebouwen: het Paradijske, Sint-Jozef en de Duiveltjes. Die staan er al sinds de zestiende en zeventiende eeuw. We steken de Kraanbrug over en lopen achterlangs naar de Vismarkt.
Daar is het gezellig druk op de terrasjes. Behalve restaurantjes is er ook een ijssalon. Precies waar we zin in hebben. Als we het ijsje op hebben, lopen we naar de IJzerenleen. Volgens de Mechelaars is het de Champs Elysées van Mechelen. Dat lijkt me een beetje overdreven. Het is wel een mooie straat. Vroeger liep hier een watertje doorheen en was hier de vismarkt. De vishandelaren legden hun boten vast aan de ijzeren leuning langs het water.
De bewoners waren alleen niet echt gecharmeerd van de lucht van de vismarkt en uiteindelijk verhuisde het naar de huidige locatie. Het watertje werd dichtgelegd, de ijzeren leuningen die erlangs liepen bleven bewaard. Daarom heet het nog steeds IJzerenleen. Aan het einde van de brede straat is het Schepenhuis. Door zijn vierkante vorm en de torentjes lijkt het wel een middeleeuws kasteel. Dit is het oudst bewaarde stadhuis van heel Vlaanderen. Tegenwoordig is het het toeristenkantoor voor de stad.
We wandelen verder naar de Grote Markt. Daar zien we al snel de vierkante en platte Sint-Romboutstoren. Voor €8,00 per persoon kun je die beklimmen. Maar dat hoeft niet. Je kunt ook gewoon een terrasje pakken op de markt. Of het imposante stadhuis bewonderen. Die is vergelijkbaar met die van Leuven. Ik kan niet zeggen welke ik mooier vind, daarvoor lijken ze teveel op elkaar. Bij dit stadhuis kun je een kijkje op het binnenplein nemen. Wat we dan ook doen, want ze hebben er ook een openbaar toilet.
Van de Grote Markt lopen we naar de Vleeshalle. Of, zoals ze het zelf noemen: de culinaire hotspot in hartje Mechelen. De Vleeshalle dankt zijn naam aan het feit dat hier vroeger slagers hun vlees aanboden. Nu vind je er stalletjes met verschillende gerechten en drankjes. Zoals een krokettenstalletje. We hebben wel zin in een broodje kroket. Hoewel 9 euro best veel is voor zoiets simpels als een broodje kroket…
Goed, we hebben alle bezienswaardigheden op ons lijstje gezien. Tijd om Mechelen te verlaten en richting huis te gaan. We nemen de toeristische route terug en zijn tegen zessen weer thuis. Daar kunnen we nagenieten van wat een heerlijk weekendje bleek te zijn, een aanrader!